Impressies van het onderzoek Medezeggenschap 2020, deel 2

Tussen medio februari en medio april heb ik een onderzoek uitgevoerd naar de stand van zaken van Medezeggenschap anno 2020. Aan het onderzoek is deelgenomen door 143 OR-leden uit industriële en dienstverlenende bedrijven, uit de gezondheidszorg en de overheid. Aangezien de vragenlijst vanuit elke deelnemende OR door een of twee leden is ingevuld, vertegenwoordigt het onderzoek het beeld van minstens 75 maar vermoedelijk eerder 100 verschillende ondernemingsraden. Het onderzoek wordt dus ook niet beïnvloed door een beperkt aantal deelnemende ondernemingsraden met veel respondenten.

Deze keer ga ik in op de effecten die aan de OR worden toegeschreven door OR-leden. Deze vraag is te vergelijken met een hoofdvraag in het onderzoek De Volwassen OR  (Van het Kaar en Looise, 1999). In dat onderzoek is per bevraagd effect drie antwoordmogelijkheden aangeboden: Ja, Neutraal, Nee.
In mijn onderzoek heb ik de opties Niet, Enigszins, Sterk en Zeer sterk aangeboden zodat er meer nuance mogelijk is als het OR-lid een effect in de praktijk herkent.

De vraag is: Welk van onderstaande effecten kunnen volgens u aan de ondernemingsraad worden toegeschreven?
De vraag is gestelde voor de volgende effecten (met * is een effect dat in het onderzoek van 1999 niet werd gemeten).
– betere behartiging van medewerkersbelangen
– verkleining van de afstand tussen directie en medewerkers
– meer draagvlak onder medewerkers voor directiebesluiten
– zorgvuldiger besluitvorming
– beter uitvoerbare plannen
– inhoudelijk betere besluiten
– grotere efficiency en voorkoming van onnodige kosten
– meer innovatie van producten, diensten, werkprocessen
– grotere winstgevendheid
*- meer tegenwicht tegen nadelige plannen vanuit het internationale hoofdkantoor
*- beter communicatie over directieplannen
*- grotere tevredenheid en binding van medewerkers
*- betere benutting van ideeën die onder medewerkers leven

Om het compact te houden, vermeld ik een aantal opvallende uitkomsten.
1. Net als in 1999 scoren de effecten ‘betere behartiging van medewerkersbelangen’ en ‘zorgvuldiger besluitvorming’ het hoogst, al scoort de tweede (81% sterk of zeer sterk) nu bijna net zo hoog als de eerste (83%).
2. Ook de nummer 3 is gelijk aan 1999: inhoudelijk betere besluiten (64%). Kort daarna scoort een nieuw gemeten effect: beter uitvoerbare plannen (61%).
3. Het positieve effect op winstgevendheid scoort net als in 1999 bijzonder laag (11% sterk en zeer sterk), dat op innovatie een stuk hoger (18%) en nog hoger voor efficiency (29%). Dit beeld komt op hoofdlijnen overeen met de gegevens van 1999.
4. Als we score Ja als vergelijkbaar zien met Sterk en Zeer sterk valt op dat het effect op verkleining van de afstand tussen directie en medewerkers aanmerkelijk hoger scoort: in 1999 27%, in 2020 48%.
5. Het effect ‘meer tegenwicht tegen nadelige plannen vanuit het internationale hoofdkantoor’ laat een score van 26% Niet zien, waarvan ongeveer 23% verklaard kan worden uit respons vanuit gezondheidszorg en overheid. Bijna alle OR-leden uit het bedrijfsleven zien dus dit effect, voor 33% enigszins, 34% sterk en 6% zeer sterk.

Volgende maand licht ik weer een aantal interessante uitkomsten uit het onderzoek. Na de zomer verwacht ik een totale presentatie te kunnen verzorgen en een compact rapport beschikbaar te hebben.

Wordt vervolgd.